Ze liggen verscholen achter een onopvallende ingang, ze zijn nog nooit van meubilair veranderd en al evenmin van personeel. De grijzende ober van dienst ontvangt je terughoudend, maar ontdooit spectaculair wanneer hij merkt dat je gepassioneerd bent door de streekkeuken. Hij laat je kiezen van een bord waarop met krijt enkele plats du jour gekribbeld zijn. Kraakvers, dat spreekt, en authentiek. Maar bovenal: er komen NOOIT TOERISTEN. Behalve jij die ene keer, ha ja.
Ik heb dat wel als ik op reis ga, zo van die dwaze fantasieën over perfecte restaurantjes. Daartegenover staat dat ik in het buitenland net heel slecht ben in het vinden van een leuke eettent.
’t Is een complex geworden:
– Een adres uit de reisgids: niet te vertrouwen, zo’n zaak is natuurlijk gecorrumpeerd sinds de Rough Guide er vette stromen toeristen op af heeft gestuurd.
– Een restaurant dat lekker vol zit: niet sexy, want op dit uur hebben alleen toeristen honger; de zuiderlingen gaan zoals bekend pas tegen middernacht aan tafel.
– Een lege eetzaal: nee, unheimlich.
– Lage prijzen: die vis kan niet vers zijn.
– Hogere prijzen: vast poenscheppers die hetzelfde verkopen als hun buren, maar er wat show bij doen voor domme toeristen.
Gelukkig gaan wij meestal op reis met een busje waarin we ook zelf kunnen koken.
Mijn ouders hebben wel een goede neus voor de lokale keuken. Altijd al gehad, ook toen we nog met het hele gezin op reis gingen. Maar als kind wil je alleen maar goed worden in de dingen waar je ouders in tekort lijken te schieten – een schoothondje kopen, naar popmuziek luisteren en paarsblauwe mascara aandoen. ’t Is nog een meevaller dat ik tenminste van het eten heb genoten in die droomrestaurantjes die onze Papa uitkoos (soms na lang zoeken, dat wel). Zo herinner ik me deze salade d’Auvergne. We aten ze op de veranda van een familierestaurant toen ik een jaar of negen moet zijn geweest. Ergens in de Auvergne, maar dat had je al door.
Ik blijf het een van de lekkerste recepten vinden voor kropsla (liefst eikenbladsla). ’t Is bovendien geweldig simpel en de ingrediënten zijn bijna overal te koop.
Ideaal dus om in het kampeerbusje te maken als het restaurantcomplex weer heeft toegeslagen. En zo hoeft een probleem ook weer helemaal geen probleem te zijn.
Voor drie personen:
Kropje eikenbladsla, schoongemaakt
100 g blauwe kaas, tamelijk fijn verbrokkeld (Bleu d’Auvergne, Roquefort, Deense bleu, Gorgonzola…)
50 g walnoten, verbrokkeld
paar takjes peterselie, gehakt
sjalotje, gesnipperd
bakje champignons
1 peer, geschild en in dunne partjes gesneden
Eventueel een handje bosbessen
olijfolie
wijn- of sherryazijn
1. Snij de champignons in dunne plakjes en bak ze op een hoog vuur in wat olijfolie. Strooi er flink wat zwarte peper over (uit de molen). Zet opzij.
2. Meng alle ingrediënten tot een mooie salade. Dresseer die op je bord met olie en azijn.
Over de ingrediënten: Ik denk dat dit gerecht alleen maar ‘salade d’ Auvergne’ heette omdat er bleu d’ Auvergne in zat, maar die kan je perfect vervangen door een andere blauwe kaas. De oorspronkelijke versie bevatte ook gebakken spekreepjes, maar die maken zo’n salade een beetje vadsig, vind ik nu. Of de peer er toen in de Auvergne bij was, weet ik niet helemaal zeker, maar die zou ik nooit weglaten (vervang hem desnoods door een appel). De bosbessen die je op de foto ziet, zijn een leuk extraatje, maar zeker geen must.
Reacties
One Comment
Post a commentTrackbacks & Pingbacks